De burgemeester heette hen hartelijk welkom.|heette hen welkom|heette hartelijk welkom|hartelijk welkom|1|0|0|heette hen welkom|Jeroen en Sandra rijden op hun nieuwe fiets.|Jeroen en Sandra|Sandra|fiets|1|0|0|Jeroen en Sandra|Een vulpen|gebruikt|men|bij het schrijven.|1|N|3|het onderwerp|een voorwerp| De acteur sloeg gisteren een pover figuur.|sloeg|sloeg een pover figuur|een pover figuur|0|1|0|sloeg een pover figuur|Die grote boom hangt vol appels.|onze tuin|die grote boom|appels|0|1|0|die grote boom|Daar|zit|een duif|op het dak.|4|N|4|een voorwerp|een bepaling| Hij zwom naar de overkant van het zwembad.|naar de overkant|naar de overkant van het zwembad|zwom|0|0|1|zwom|Vader start de auto in de garage.|de garage|vader|de auto|0|1|0|vader|In deze kamer|is|het|koud.|3|J|1|het onderwerp|het onderwerp| Jeroen is samen met Sandra naar school gewandeld.|is samen gewandeld|samen met Sandra|is gewandeld|0|0|1|is gewandeld|De juf legt de som uit aan de kinderen.|de som|de kinderen|de juf|0|0|1|de juf|De klok|slaat|luid|tien uur.|3|N|4|een voorwerp|een bepaling| De trein staat te wachten in het station.|staat te wachten|wachten in het station|in het station|1|0|0|staat te wachten|Moeder brengt opa een bezoek.|opa|moeder|een bezoek|0|1|0|moeder|Bomen|hak|je|met een bijl.|1|N|3|een bepaling|een voorwerp| Dat verhaal leek pure fantasie.|leek|pure fantasie|leek pure fantasie|0|0|1|leek pure fantasie|Onze hond geeft me vaak pootjes.|pootjes|me|onze hond|0|0|1|onze hond|Het parfum|van onze juf|ruikt|lekker.|3|N|2|het onderwerp|de persoonsvorm| Wij verkleedden ons in de badhokjes.|verkleedden ons|verkleedden in de badhokjes|Wij verkleedden ons|1|0|0|verkleedden ons|Mijn broer leest elke dag de krant.|mijn broer|dag|de krant|1|0|0|mijn broer|Mijn moeder|draagt|sinds gisteren|een bril.|3|N|4|een voorwerp|een bepaling| Het werd steeds donkerder in het bos.|in het bos|werd steeds|werd steeds donkerder|0|0|1|werd steeds donkerder|Welk boek heb je aan Sander geleend ?|boek|je|Sander|0|1|0|je|Ik|smeer|boter|op mijn brood.|2|J|2|de persoonsvorm|de persoonsvorm| Ze leefden nog lang en gelukkig.|leefden nog lang en gelukkig|leefden nog lang|nog lang en gelukkig|1|0|0|leefden nog lang en gelukkig|Hij stal een koekje uit de trommel.|hij|een koekje|de trommel|1|0|0|hij|Sluit|jij|even|het raam ?|4|N|3|het onderwerp|een voorwerp| Die schrijnwerker is een goede vakman.|een goede vakman|is een goede vakman|is|0|1|0|is een goede vakman|Tomaten kan je door de sla doen.|tomaten|je|de sla|0|1|0|je|In het donker|zie|je|niet veel.|3|N|1|een voorwerp|het onderwerp| De muizen ontvluchtten de slome kater.|ontvluchtten|ontvluchtten de slome kater|De muizen ontvluchtten|1|0|0|ontvluchtten|De lucht was vanmorgen erg grauw.|de lucht|vanmorgen|grauw|1|0|0|de lucht|Kuikens|zijn|leuk|om te zien.|2|N|2|een bepaling|de persoonsvorm| De supporters bleven erg kalm.|bleven|erg kalm|bleven erg kalm|0|0|1|bleven erg kalm|Soep eet je best met een lepel.|soep|een lepel|je|0|0|1|je|Doe|jij|het licht|maar aan.|1|J|2|de persoonsvorm|de persoonsvorm| Sander trachtte ons nog te waarschuwen.|trachtte te waarschuwen|te waarschuwen|ons waarschuwen|1|0|0|trachtte te waarschuwen|In deze kamer is het erg warm.|deze kamer|het|warm|0|1|0|het|In het grasperk|wandel|ik|op blote voeten.|4|N|4|een voorwerp|een bepaling| We bleven zitten tot iedereen wegging.|bleven tot iedereen wegging|bleven zitten|tot iedereen wegging|0|1|0|bleven zitten|Ik heb je boek op de tafel gelegd.|ik|je|de tafel|1|0|0|ik|Sommige mensen|vrezen|muizen|als de pest.|3|N|3|het onderwerp|een voorwerp| De overvallers ontvluchtten de politie.|De overvallers ontvluchtten|ontvluchtten|De overvallers ontvluchtten de politie|0|1|0|ontvluchtten|In het oerwoud vind je veel bijzondere dieren.|het oerwoud|je|dieren|0|1|0|je|Wij|hebben|een klimrek|in onze tuin.|4|N|4|een voorwerp|een bepaling| Mijn moeder was gisteren jarig.|was jarig|gisteren jarig|Mijn moeder was jarig|1|0|0|was jarig|Vorig jaar zijn ze naar Hasselt verhuisd.|jaar|ze|Hasselt|0|1|0|ze|Het konijn|eet|rustig|een lekkere wortel.|1|J|1|het onderwerp|het onderwerp| De smid sleep de schaatsen vlijmscherp.|sleep de schaatsen|weer vlijmscherp|sleep|0|0|1|sleep|Geef jij mij eens een boek om te lezen ?|mij|een boek|jij|0|0|1|jij|Die man|komt|elke dag|aankloppen.|3|N|4|een voorwerp|een bepaling| Hij weekte het etiket los van het flesje.|los van het flesje|weekte los|weekte het etiket|0|1|0|weekte los|Het stonk naar benzine in de auto.|het|benzine|de auto|1|0|0|het|Sander|won|veel punten|tijdens de quiz.|3|N|3|een bepaling|een voorwerp| Mijn vader heeft mijn fiets gerepareerd.|heeft gerepareerd|heeft mijn fiets gerepareerd|mijn fiets gerepareeerd|1|0|0|heeft gerepareerd|De lamp verlicht de lessenaars in de klas.|de lamp|de lessenaars|de klas|1|0|0|de lamp|Er|zitten|kikkers|langs de sloot.|4|J|4|een bepaling|een bepaling| Dit boek bestaat uit twee delen.|Dit boek bestaat|bestaat uit|uit twee delen|0|1|0|bestaat uit|We sporten de hele middag in de buitenlucht.|middag|we|de buitenlucht|0|1|0|we|Onze hond|likte|Jeroen |aan diens hand.|3|N|3|het onderwerp|een voorwerp|